Als we tijdens het dictee, bij te reproduceren woord vijf zijn aangekomen, springt hij plotseling met zijn potlood zwaaiend op.
Hij tekent bezwaar aan.
"Dwerg, dat is niet het goede woord juf!"
Hierop verliest hij zich in een exposé over de lengte en de eigenaardigheden van achtereenvolgens: de kobold, de kabouter, de tuinkabouter en de gnoom.
Hij wijst zo ongeveer aan hoe lang (of liever hoe kort) deze wezens wel niet kunnen worden en herhaalt zijn standpunt tot besluit nog eens ferm: "dwerg, dat is niet het goede woord".
"Schrijf jij nou evengoed maar gewoon dwerg op", schoolfrikt de juf geschokt.
Zo'n gnoom, zou die aantrekkelijker zijn dan een kobold of juist niet?
Dat gaat de juf morgen toch maar eens aan hem vragen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten