Als we bij het veldje komen, staat er een droomhut waar we zo in kunnen trekken.
De onderkant gemaakt van bakstenen, de bovenkant en het dak van houten schotten. In een charmante veranda is voorzien.
"Mijn" kinderen storten zich op de hut en beginnen te spelen.
Tot de architecten van het optrekje ten tonele verschijnen.
Wij zijn een groep 4 en zij zijn een groep 6. Onmiddellijk eruit dus met die kleintjes!
Bovendien hebben zij de hut gebouwd en dus de oudste rechten. (G8)
Ik moet nu heel erg mijn best doen me volwassen te blijven gedragen en niet ook alleen in "zij" en "wij" te gaan denken.
Na veel gekrakeel en het uitbreken van openlijke vijandigheden, maan ik beide groepen aan mijn voeten te gaan zitten (psychologisch voordeel) en de hut dan maar af te breken en in twee kleinere versies te herbouwen (de Salomonstruc).
"Let jij maar eens op hoe ik dit varkentje was", snoef ik tegen de juf van groep zes.
Even lijkt het te lukken de gemoederen tot bedaren te brengen. Dan gaat de woordenwisseling met hernieuwde kracht door.
"Ok", zeg ik, "dan verdelen we de tijd, jullie vijf minuten en wij vijf minuten".
Tijdens onze vijf minuten worden er enorme flessen water door de kieren in het dak gegoten en scheppen zand op onze hoofden naar binnen gekiept.
Mijn kinderen barsten los in een geween en geweeklaag.
Nu is het afgelopen.
Groep zes verliest alle rechten.
Morrend vertrekken ze met hun juf naar school.
Misschien lukt het me om morgen in hun klas op bezoek te gaan.
En de situatie te evalueren.
Als ik ik tenminste iemand vind om de mijne even over te nemen.
Indien niet, dan kan ik na de vakantie misschien het beste een tijdje over mijn schouder blijven kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten