Van de week werden er door de buurjuf weer eens twee rollen wc-papier uit de afvoer van de meisjes-wc gevist. Tijd voor een goed gesprek met de groep.
Ik zet mijn meest serieuze hoofd op en zeg dreigend: 'jullie hebben het zeker wel gehoord, jullie hebben een probleem!'
Geknik alom. 'Hebben jullie ook gehoord dat ik jullie nog ging verdedigen ook? Dat ik zei: zoiets doen mijn kinderen niet?' Meer geknik, nu wat verheugder.
'Het erge is, ik geloof mezelf niet helemaal. Misschien heeft een van jullie het toch gedaan, ik zal er nooit achter komen..' De eerste beschuldigingen met naam en toenaam vliegen nu over de tafeltjes. Iemand barst in snikken uit.
'Nee, nee,', zeg ik , 'we gaan niet uitzoeken wie het gedaan heeft. Jullie gaan me alleen vertellen hoe je ervoor gaat zorgen dat het nooit meer opnieuw kan gebeuren. Tot die tijd wordt er door jullie hier niet geplast en zeker niet gepoept.'
De oplossingen:
-een ouderwetse po, die op gezette tijden geleegd wordt (me hoela zeker door de juf!)
-installatie van camera's die met touwen in de juiste richtingen gestuurd worden (te kostbaar en bovendien in strijd met de wet op de privacy).
Dan bedenkt een zevenjarige een praktische, symptoombestrijdende maatregel.
De wc-rol komt in de klas te hangen. Je krijgt minimaal drie, maximaal zes velletjespapier mee als je de klas verlaat.
Per brief wordt de parallelklas gevraagd ook een dergelijk regime in te stellen.
De deuren van de toiletten kunnen daarna weer wijd worden opengegooid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten