zondag, maart 23, 2008

Zintuigen

De kinderen krijgen de opdracht een paar regels over de lente te schrijven.
Ze mogen eerst met een ander kind praten om wat ideeën omhoog te laten borrelen.
Een van de meisjes blijft boven een leeg vel papier voor zich uit staren.
Ik kan het niet uitstaan en begin vragen op haar af te vuren.
'Trek jij iets anders aan in de lente?', vraag ik.
'Nee, waarom? 'Gewoon; mijn jurk, mijn maillot en dit vest', mompelt ze.
'En buiten?', dring ik aan. 'Verandert daar iets? Wat groeit er in het gras, wat komt er aan de bomen?'
Met moeite laat ik haar bekennen dat ze wel eens een madeliefje ziet.
We komen niet verder.
Als ik haar in de pauze tegenkom, bespeur ik een nieuwe kans.
'Doe je ogen dicht en ruik!', beveel ik.
Mijn eigen neus zit vol met een penetrante mestlucht die me in een oogwenk verplaatst naar eindeloze graslanden.
Kuddes dartele, mollige, net uit hun winterstalling bevrijde koeien, huppelen door mijn hoofd.
Braaf begint ook zij met stijfdichte ogen en haar neus parmantig in de lucht te snuiven.
'Laat nou maar', zegt ze dan kalmerend.
'Ik merk echt niets van deze lente, ik ben te verkouden.'

Geen opmerkingen: